Wat betekent vida in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord vida in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van vida in Portugees.

Het woord vida in Portugees betekent leven, bestaan, levensvorm, leven, levenslustigheid, leven, leven, levendigheid, animatie, alles, leven, mensenleven, leven, bestaan, loopbaan, bestaan, bestaan, duur, levensstijl, huwelijk, nietsnut, luilak, vrijgezellenstaat, halveringstijd, halfwaardetijd, dol, uitzinnig, levenslang, levenslang, weer op de been, weer op de been, nooit van mijn leven, nooit van m'n leven, voor het leven, eenmalig, uniek, uit de gratie, Verdorie!, Verdikkie!, erewoord, ik zweer het, zo is het leven, wat een leven!, levensstijl, wilde dieren, levensduur, nachtleven, afgaan van nachtclubs, jongensjaren, levenswerk, plattelandsleven, kosten van levensonderhoud, kosten voor levensonderhoud, levenselixer, eeuwige leven, volgend leven, weelde, zaak van leven of dood, momentopname, prostituee, dagelijks leven, levensverwachting, levensverzekering, levensverzekering, wereldwijsheid, met moeite rondkomen, de kost verdienen, tot leven komen, nachtclubbezoekend, levendig worden, verwekken, reddings-, maak dat je wegkomt, levensduur. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord vida

leven, bestaan

substantivo feminino

Ele levou uma vida interessante.

levensvorm

substantivo feminino

Os cientistas ficaram surpresos ao descobrir vida no fundo do mar.

leven

substantivo feminino (ontelbaar)

Há vida em Marte?

levenslustigheid

(espírito animado)

As crianças são tão cheias de vida!

leven

substantivo feminino

Vinte vidas foram perdidas no bombardeio.

leven

substantivo feminino

Ela tem uma vida social ativa.

levendigheid, animatie

substantivo feminino (animação) (ontelbaar)

Aquela atriz dá vida de verdade ao seu papel.

alles

substantivo feminino (alguém precioso) (spreektaal)

Amo meu garoto. Ele é a minha vida.

leven, mensenleven

substantivo feminino

Tina não havia visto nada como esta tempestade em toda sua vida.

leven

substantivo feminino

bestaan

substantivo feminino

Deveríamos estar todos trabalhando por uma vida melhor.

loopbaan

Ray foi um aluno nota 10 em toda sua carreira estudantil.

bestaan

Em toda a existência, jamais vi uma paisagem tão bonita.

bestaan

substantivo feminino

Nossa existência pode ser ameaçada por este asteroide.

duur

Esta bateria deve ter uma vida útil de vinte horas.

levensstijl

O estilo de vida deles é materialista demais para meu gosto.

huwelijk

nietsnut, luilak

vrijgezellenstaat

(informal, coloquial: homem solteiro)

halveringstijd, halfwaardetijd

substantivo feminino (química, radioatividade) (natuurkunde)

De halfwaardetijd van uranium-238 is ongeveer 4,47 miljard jaar.

dol, uitzinnig

(feliz, alegre) (van vreugde)

levenslang

(formal)

levenslang

locução adjetiva (que dura uma vida)

weer op de been

(informal: recuperado) (informeel)

weer op de been

(informal: recuperado) (informeel)

nooit van mijn leven, nooit van m'n leven

locução adverbial

voor het leven

locução adverbial

eenmalig, uniek

locução adverbial

Uma chance como essa só aparece uma vez na vida.

uit de gratie

(figurado: estar na desgraça)

Verdorie!, Verdikkie!

interjeição (BR, informal) (informeel)

erewoord, ik zweer het

expressão

ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Ik ruim mijn kamer vanochtend nog op mam, erewoord!

zo is het leven

interjeição (informal, expressão: aceitação)

wat een leven!

interjeição (expressão: desespero, exasperação)

levensstijl

Karen gostava de viver numa cidade grande porque aquilo lhe dava o tipo de estilo de vida do qual ela gostava.

wilde dieren

(animais, plantas)

O zoólogo havia passado anos estudando a vida selvagem.

levensduur

A expectativa de vida média do homem está aumentando na maioria dos países.

nachtleven

(entretenimento)

afgaan van nachtclubs

jongensjaren

(de rapaz)

levenswerk

plattelandsleven

substantivo feminino

kosten van levensonderhoud, kosten voor levensonderhoud

substantivo masculino

levenselixer

(suposta poção da imortalidade)

eeuwige leven

(religie)

volgend leven

Ik hoop terug te komen als een huiskat in een volgend leven.

weelde

(figurado)

zaak van leven of dood

expressão

momentopname

prostituee

substantivo feminino (gíria, eufemismo: prostituta)

dagelijks leven

Algumas pessoas só praticam suas religiões nos dias santos, enquanto para outros ela é parte da vida diária.

levensverwachting

(BRA)

A expectativa de vida para uma homem nos EUA é de cerca de 75 anos.

levensverzekering

levensverzekering

wereldwijsheid

substantivo feminino

met moeite rondkomen

expressão

de kost verdienen

expressão verbal

Sergei ganha a vida dirigindo um táxi. Stephen ganhou a vida negociando ações e títulos.

tot leven komen

expressão verbal (figurado)

nachtclubbezoekend

locução adjetiva

levendig worden

expressão verbal (figurado) (figuurlijk)

verwekken

(van kind)

reddings-

(in samenstellingen)

Durante anos, Keith trabalhou em uma equipe emergencial salva-vidas de pilotos de helicóptero.

maak dat je wegkomt

Por que você ainda está aqui? Suma!

levensduur

O tempo de vida de uma mosca é muito curto.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van vida in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.