Wat betekent low season in Engels?

Wat is de betekenis van het woord low season in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van low season in Engels.

Het woord low season in Engels betekent laag, laag, laag, laag, zacht, bijna op, laag, naar beneden, omlaag, diep, bijna zonder, neerslachtig, verdrietig, laag, laag, slecht, grof, laag, laag, zacht, laag, dieptepunt, laagste punt, lagedrukgebied, loei, loeien, mean, low, low, down, low, tides, hit a low, hit a low, low opinion, Low Countries, search high and low, vulgair, ordinair, plat, arbeiders-, met een laag gehalte, met een laag percentage, laag, laag cijfer, slecht cijfer, lage dunk, met een laag inkomen, laag-, loser. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord low season

laag

adjective (not extending or placed high)

This room has low ceilings.

laag

adverb (altitude: not very high)

The plane flew low over the houses.

laag

adjective (pitch, tone: dull or deep)

Do you hear that low hum?

laag

adjective (below the normal level)

Her evening dress had a low neckline.

zacht

adjective (quiet)

She spoke into his ear in a very low voice.

bijna op

adjective (supplies: running out)

Supplies of toilet paper are low.

laag

adjective (price, etc.: modest)

The shop is selling jeans at a very low price.

naar beneden, omlaag, diep

adverb (down: to or in a low position)

He bent down low to kiss his child.

bijna zonder

adjective (lacking)

We are low on toilet paper.

neerslachtig, verdrietig

adjective (figurative (depressed)

I'm feeling low today after hearing the bad news.

laag

adjective (figurative (social class: unprivileged)

She was from a low caste.

laag

adjective (underhand, devious)

Low tactics like cheating your customers will make you a lot of enemies.

slecht

adjective (negative, unfavourable)

I have a low opinion of people like him.
Ik heb een lage dunk over mensen zolas hij.

grof

adjective (vulgar)

I don't want you using low language like that around the children.

laag

adjective (gear)

We put the car into low gear to climb the hill.

laag

adjective (sun: setting)

The sun was low and about to set.

zacht

adverb (in a quiet voice)

He spoke low so nobody could hear.

laag

adverb (at a low pitch)

I hope you sing bass because you need to sing this song very low.

dieptepunt, laagste punt

noun (minimum)

The stock hit a record low for the year.

lagedrukgebied

noun (weather: depression)

There is a low centred over the Atlantic, causing storms.

loei

noun (moo)

The cow's low was a mournful sound in the middle of the night.

loeien

intransitive verb (moo)

The cattle were lowing.

mean

(slecht)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

low

(laagste punt)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

low

(stemtimbre)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

down, low

(figuurlijk (verdrietig, triest) (fig.: sad)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

tides

(getijden)

(plural noun: Noun always used in plural form--for example, "jeans," "scissors.")

hit a low

(tot laagste punt komen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

hit a low

(figuurlijk (m.b.t. slechtste situatie) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

low opinion

(geringe waardering)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

Low Countries

(streek)

(plural noun: Noun always used in plural form--for example, "jeans," "scissors.")

search high and low

(figuurlijk (zeer uitgebreid zoeken) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

vulgair, ordinair, plat

adjective (figurative (base, vulgar)

The white establishment regarded jazz as a form of low-class entertainment.

arbeiders-

adjective (indicating social status) (in samenstellingen)

After he lost his job they had to move to a low-class neighbourhood near the railway station.

met een laag gehalte, met een laag percentage

adjective (inferior)

Low-grade uranium ore must be enriched before it can fuel a reactor.

laag

adjective (fever: slight) (koorts)

A low-grade fever is a common symptom of influenza.

laag cijfer, slecht cijfer

noun (school: poor mark) (school)

I always got low grades in physics and chemistry.

lage dunk

noun (disapproval, dislike)

I have a low opinion of that storekeeper because he cheats his customers.

met een laag inkomen

adjective (of or on low earnings)

This apartment complex is geared to low-income families.

laag-

adjective (land: low elevation)

The low-lying areas flooded during the recent storm.

loser

noun (informal (contemptible or immoral person)

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van low season in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.