Wat betekent date in Engels?

Wat is de betekenis van het woord date in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van date in Engels.

Het woord date in Engels betekent datum, uitgaan met, omgaan met, datum, dag, afspraakje, dadel, afspraak, ontmoeting, jaartal, uitgaan, dateren uit, dateren, date, date, date, date, date, current, blind date, date center, make a date, pick a date, keep informed, expiry date, geboortedatum, blind date, deadline, geboortedatum, afloopdatum, vervaldatum, vervaldatum, datumstempel, van een datumstempel voorzien, dagtekening, vervaldatum, deadline, uitgeteld zijn, uitgerekend zijn, op date gaan, op de hoogte houden, up-to-date houden, bijgewerkt houden, op de hoogte blijven, een afspraakje maken, uit de mode, verouderd, oud, een datum kiezen, een datum bepalen, een trouwdatum kiezen, vanaf vorig jaareinde. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord date

datum

noun (day of the month)

Today's date is September 14.

uitgaan met, omgaan met

transitive verb (romantic)

Alex is dating Pat.

datum, dag

noun (specific day)

I will meet you again at a later date.

afspraakje

noun (companion)

Henry and his date went to the movies.

dadel

noun (fruit)

Dates are one of my favourite fruits.

afspraak, ontmoeting

noun (appointment)

Robert is late for his date.

jaartal

noun (coin)

I have an old coin, bearing the date 1783.

uitgaan

intransitive verb (date people)

The adolescent is too young to date.

dateren uit

intransitive verb (starting from)

The settlements here date from 1678.

dateren

transitive verb (ascertain time of sthg)

Scientists are trying to date the fossils.

date

(vrucht) (type of fruit)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

date

(aanduiding van de dag van het jaar)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

date

(liefdesrelatie)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

date

(datum zetten)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

date

(dateren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

current

(recent)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

blind date

(afspraakje met onbekende)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

date center

(computercentrum)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

make a date

(een date regelen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

pick a date

(figuurlijk (een datum bepalen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

keep informed

(geïnformeerd houden)

expiry date

(datum van ongeldigheid)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

geboortedatum

noun (date [sb] was born)

blind date

noun (date with unknown person) (anglicisme)

Davina is going out on a blind date this evening.

deadline

noun (deadline) (anglicisme)

The cutoff date for submitting your application is February 15.

geboortedatum

noun (day, month and year when [sb] was born)

Please include your full name and date of birth on the form.

afloopdatum, vervaldatum

noun (bond)

The date of maturity for this bond is December 31, 2014.

vervaldatum

noun (mortgage) (hypotheek)

The date of maturity for the mortgage on the property is still many years away.

datumstempel

noun (stamp with date)

van een datumstempel voorzien

transitive verb (stamp with date)

dagtekening

noun (news: line telling date and place of origin) (in krant)

vervaldatum

noun (deadline for payment)

The due date for the electric bill is 25th March.

deadline

noun (deadline for work)

The due date for delivering the finished project is 3 November. The due date for your essays is 10 May.

uitgeteld zijn, uitgerekend zijn

noun (expected date of birth)

Your due date is 24 weeks from today.

op date gaan

verbal expression (go out with [sb] romantically) (uitdrukking)

Want to go on a date this Friday night? I'll pick you up at eight.
Wil je vrijdag op date gaan? Ik haal je om acht uur op.

op de hoogte houden

verbal expression (inform regularly)

We'll keep you up to date with the latest business news.

up-to-date houden, bijgewerkt houden

verbal expression (update)

It's important to keep your business website up to date.

op de hoogte blijven

intransitive verb (stay informed)

I read Vogue magazine to keep up to date with all the latest fashions.

een afspraakje maken

verbal expression (arrange [sth] for a specific day) (romantisch)

I made a date with her for Friday; we are going out to dinner.

uit de mode

adjective (old-fashioned, outmoded)

The 70's-style couch is out of date.

verouderd

adjective (no longer valid)

That program had been updated; yours is an out-of-date version.

oud

adjective (food: no longer fresh)

The milk expired two weeks ago and is thus out of date.

een datum kiezen, een datum bepalen

verbal expression (decide specific day)

We have set the date for the next meeting: March 23rd.

een trouwdatum kiezen

verbal expression (informal (fix wedding day)

When are you and your girlfriend going to set the date?

vanaf vorig jaareinde

noun (from start of year to now)

Our income has fallen during the year to date. How much tax have you already paid in the year to date?

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van date in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van date

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.