Wat betekent abrir in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord abrir in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van abrir in Portugees.

Het woord abrir in Portugees betekent doe open!, opendoen, openen, openmaken, openmaken, losmaken, open gaan, openen, zich ontvankelijk stellen voor, open staan voor, vrijmaken, banen, opensnijden, openen, plaats maken, ruimte maken, openen, uitvouwen, toegankelijk maken, openen, openen, uitstrekken, iets toegankelijker maken, geopend worden, vrijmaken, openen, openmaken, openen, uitkomen, openbaar maken, blootleggen, zich een weg banen, openmaken, opendoen, verbreken, opensnijden, opengaan, openslaan, iets vastleggen, vaststellen, ontspannen, uitrollen, opzetten, beginnen, starten, opengaan, losraken, spreiden, uitspreiden, indienen, openzetten, openen zonder sleutel, rollen, uitrollen, openen, openmaken, uitstallen, walsen, kraken, breken, neerklappen, losmaken, neervouwen, zich openen, gevoelens delen, openen, open gaan, openen, opengaan, openen, uiteen gaan, open gaan, openbaring, schriftelijk afstand doen, ontkurken, opgeven, een weg vinden, zich een weg banen, zich een weg banen door, de weg banen, iem. lekker maken, voorzichtig voortbewegen, tijd maken, tijd vrijmaken, plaats maken, ruimte maken, uitkomen op, leiden naar, de deur openen voor, de weg vrijmaken voor, zich openstellen voor, een winkel beginnen, in tranen uitbarsten, pionierswerk verrichten, een uitzondering maken, zich een weg banen, ontkrullen, het zonder iets stellen, het zonder iets doen, openritsen, tussen haakjes zetten, de ogen openen voor, plaats, ruimte, het vuur openen, het voortouw nemen, de weg vrijmaken voor, de deur open zetten voor, een uitzondering maken, de weg vrijmaken voor iem., de deur openzetten voor iem., grienen, janken, doorploeteren, openbreken, huisvesting, doen inzien, uitwaaieren, bewegen door, kappen door, snijden en openvouwen van vlees. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord abrir

doe open!

verbo transitivo

Abra! É a polícia!

opendoen

verbo transitivo

Ela abriu a porta e saiu de casa.

openen, openmaken

verbo transitivo

Ela abriu a garrafa de vinho com um saca-rolhas.

openmaken

verbo transitivo (envelope, caixa)

Ele abriu a caixa com uma tesoura.

losmaken

verbo transitivo (desabotoar)

Abra os botões da sua camisa. Está muito quente para usa-la toda fechada até o pescoço.

open gaan, openen

(as portas)

O teatro abre às 3 da tarde.

zich ontvankelijk stellen voor, open staan voor

(tornar-se receptivo)

vrijmaken, banen

verbo transitivo (criar passagem)

opensnijden

verbo transitivo (cortar)

openen, plaats maken, ruimte maken

verbo transitivo (abrir espaço)

openen, uitvouwen

verbo transitivo (desdobrar)

toegankelijk maken, openen

verbo transitivo (dar acesso)

openen, uitstrekken

(expandir)

iets toegankelijker maken

verbo transitivo (figurado)

geopend worden

(iniciar)

vrijmaken

verbo transitivo (eliminar obstáculo)

openen

verbo transitivo (loja, estabelecimento)

openmaken

verbo transitivo (desfazer embrulho, pacote)

openen

(dar início a)

uitkomen

(baralho: primeira jogada)

openbaar maken, blootleggen

verbo transitivo (tornar público)

zich een weg banen

verbo transitivo (caminho)

openmaken, opendoen

verbo transitivo

verbreken

verbo transitivo (zegel)

opensnijden

verbo transitivo (cirurgia: dissecar)

opengaan, openslaan

A cama dobrável abre para o tamanho normal.

iets vastleggen, vaststellen

A rede decidiu abrir um restaurante em cada grande cidade dos EUA.

ontspannen

(punho: relaxar)

uitrollen

(figurado)

Abra a massa de maneira fina e uniforme.

opzetten, beginnen, starten

(bedrijf)

Melissa abriu uma empresa em casa.

opengaan, losraken

(porta)

spreiden, uitspreiden

verbo transitivo (separar)

A mãe dela abriu os braços para recebê-la em casa.

indienen

verbo transitivo (jurídico, processo)

Ela abriu um processo contra o seu chefe.

openzetten

verbo transitivo (janela)

Vamos abrir as janelas para deixar entrar um ar fresco.

openen zonder sleutel

verbo transitivo (van een slot)

O ladrão abriu a fechadura.

rollen, uitrollen

(estender massa com rolo) (met een deegrol)

Primeiro você precisa abrir a massa da pizza.

openen, openmaken

verbo transitivo (poético, arcaico)

uitstallen

verbo transitivo (mostrar)

O pavão abriu a cauda.

walsen

verbo transitivo (metaal)

Os trabalhadores enrolaram o metal em lâminas retas.

kraken, breken

Jenny rachou a cabeça na mesa quando caiu.

neerklappen

(móvel: baixar para uso)

losmaken

verbo transitivo

neervouwen

(móveis: tornar plano)

zich openen

verbo pronominal/reflexivo

Este botão de flor se abre de manhã e então se fecha de novo à noite.

gevoelens delen

(figurado) (figuurlijk)

Ela se abriu e me contou tudo sobre seu casamento problemático.

openen, open gaan

verbo pronominal/reflexivo

A porta abriu-se sozinha.

openen, opengaan

(abrir as partes fechadas)

openen

verbo pronominal/reflexivo (dar passagem para)

uiteen gaan, open gaan

verbo pronominal/reflexivo

openbaring

schriftelijk afstand doen

(direitos)

ontkurken

opgeven

(figurado)

een weg vinden

(figurado: abrir caminho por) (figuurlijk)

zich een weg banen

locução verbal

zich een weg banen door

(atravessar) (figuurlijk)

Nós abrimos caminho entre a multidão.
We baanden ons een weg door de menigte.

de weg banen

expressão verbal (figurado)

iem. lekker maken

expressão verbal

voorzichtig voortbewegen

expressão

tijd maken, tijd vrijmaken

plaats maken, ruimte maken

expressão verbal

uitkomen op, leiden naar

As portas abrem-se para um lindo jardim.

de deur openen voor, de weg vrijmaken voor

expressão (figuurlijk)

zich openstellen voor

expressão verbal

een winkel beginnen

in tranen uitbarsten

pionierswerk verrichten

expressão verbal

een uitzondering maken

expressão verbal

zich een weg banen

expressão verbal (door dichte begroeiing)

ontkrullen

het zonder iets stellen, het zonder iets doen

locução verbal

openritsen

verbo transitivo

tussen haakjes zetten

de ogen openen voor

expressão (figuurlijk)

plaats, ruimte

het vuur openen

expressão (figurado, começar a atirar)

het voortouw nemen

expressão (figurado) (figuurlijk)

de weg vrijmaken voor, de deur open zetten voor

expressão verbal (figurado: levar até) (figuurlijk)

een uitzondering maken

de weg vrijmaken voor iem., de deur openzetten voor iem.

(figuurlijk)

grienen, janken

doorploeteren

locução verbal (informeel)

openbreken

expressão verbal

Os ladrões abriram a porta à força com um pé-de-cabra.

huisvesting

doen inzien

(figurado)

Ele a fez despertar para os prazeres da ioga.

uitwaaieren

verbo pronominal/reflexivo

O tubo alarga-se em uma extremidade.

bewegen door

locução verbal

Ela abriu caminho pela multidão.

kappen door

expressão verbal (jungle)

snijden en openvouwen van vlees

(culinária)

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van abrir in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van abrir

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.